Home » “Ik weet nog altijd niet wat schrijven” – Khadija Zamouri

“Ik weet nog altijd niet wat schrijven” – Khadija Zamouri

“Ik weet nog altijd niet wat schrijven” – Khadija Zamouri

22 maart 2018

Vrouwen met een mening, vrouwen met expertise ter zake, vrouwen die nu eens echt iets kwijt willen. De Liberale Vrouwen geven vrijgevochten vrouwen een forum  via onze nieuwe blog “feminae liberae”. Vandaag, op 22 maart, 2 jaar na de aanslagen in Brussel kroop Khadija Zamouri, Brussels parlementslid en Molenbeekse mama, voor ons in haar pen, over schuldvraag en de kracht van Molenbeekse vrouwen.

Parijs 13 november 2015. Brussel 22 maart 2016. Jonge mannen zijn de waanzin voorbij en plegen terroristische aanslagen. Vreselijke misdaden met onschuldige, dodelijke slachtoffers tot gevolg. In Parijs waren de slachtoffers mensen die een avondje uitgingen om zich te ontspannen. In Brussel waren de slachtoffers op weg naar hun werk. De daders waren personen die dachten te handelen in naam van God, personen die menen de waarheid over goed en slecht te kennen en die waarheid aan anderen willen opdringen.

De daders waren personen die dachten te handelen in naam van God, personen die menen de waarheid over goed en slecht te kennen en die waarheid aan anderen willen opdringen.

Maandag 18 maart 2018. Lieselotte stuurt me een mail met de vraag of ik twee jaar na de aanslagen voor Feminae Liberae een persoonlijk stuk wil schrijven over de aanslagen.

Eerlijk gezegd, ik weet nog altijd niet hoe te reageren! Ik was die dagen te gast in TV-studio’s. Ik werd zelfs geïnterviewd door CNN. En toch vind ik het 2 jaar na de feiten nog altijd moeilijk om iets zinvol te zeggen of te schrijven over die vreselijke gebeurtenissen.

De daders van de aanslagen in Parijs en Brussel waren (meestal) Belgen. Vaak inwoners van mijn geliefd Brussel, soms zelf inwoners van mijn gemeente Molenbeek. Ergens zou je bijna zeggen dat het ‘onze’ jongens waren die deze vreselijke misdaden begingen.

Voor alle duidelijkheid: ik zeg niet ‘onze’ jongens zoals bij sporters of idolen. Met dergelijke daden plaatsen terroristen zichzelf buiten onze maatschappij. Het zijn daden die niet goedgepraat kunnen worden. Maar de uitdrukking ‘onze’ jongens schoot me door het hoofd toen ik goed en wel besefte dat bepaalde daders misschien in onze crèches hebben gezeten, in onze scholen schoolliepen, naar jeugdhuizen gingen waar ook onze kinderen gaan. Daar waar in het verleden op CNN en Al Jazeera oorlog en terreur altijd veilig ver van ons bed was, kwamen door deze aanslagen ook de daders dichtbij huis.

Aan politici die de vreselijke gebeurtenissen willen gebruiken om hun politiek marktaandeel te vergroten door de politieke verantwoordelijkheid in een voorspelbare hoek te leggen, wil ik vragen om enige afstand te nemen.

Ik vind het confronterend om te moeten vaststellen dat alle inspanningen van het beleid ten spijt, we er niet in geslaagd zijn om de jongeren die de aanslagen pleegden op het juiste pad te houden. De daders zijn individueel verantwoordelijk maar hebben ook wij niet gefaald? De overheid en politiek zijn er tijdens die dramatische dagen niet in geslaagd om één van hun kernopdrachten waar te maken, met name het waarborgen en garanderen van de openbare veiligheid. Maar ik wil verder gaan. De verantwoordelijkheid voor de aanslagen moet niet enkel gezocht worden in het politie-, veiligheids- of justitieel beleid. De verantwoordelijkheid ligt niet bij deze of gene minister, bij deze of gene burgemeester. Aan politici die de vreselijke gebeurtenissen willen gebruiken om hun politiek marktaandeel te vergroten door de politieke verantwoordelijkheid in een voorspelbare hoek te leggen, wil ik vragen om enige afstand te nemen.

Er waren die dagen politieke collega’s die naar elkaar uithaalden dat het niet mooi was. Met de schuldvraag en zware verklaringen werd gepingpongd in functie van de meerderheid of oppositie waartoe men wel of niet behoorde. Terwijl stoere uitspraken over het schoonmaken van Molenbeek nog nazinderden, zag ik op de VRT de getuigenis van een leerkracht die nog geen jaar geleden een van de daders van de aanslagen van Parijs in haar klas zag radicaliseren. Ze legde uit hoe ze dat feit bij de klassenraad had aangekaart. Ze had ook een brief geschreven naar de inspectie. Maar ondanks de waarschuwingen zijn de leerkracht, de klassenraad, de school, de inspectie, het onderwijsnet en heel het onderwijssysteem er niet in geslaagd de terreuractie van een van de leerlingen te voorkomen.

Het is simplistisch de verantwoordelijkheid van de aanslagen bij het onderwijs te leggen. Dat is ook niet de bedoeling. Ik vind wel dat wij als politici, het beleid, het middenveld en instellingen, collectief dus, er niet in geslaagd zijn om een tendens die we allemaal al een tijdje zagen aankomen, om te buigen of te voorkomen. Toen ik tijdens die dagen op een Franse tv-zender een dame geëmotioneerd hoorde verklaren dat de politici niet gedaan hebben wat ze moesten doen, vond ik dat confronterend. Het had iets van een reality check.

Moeten we dan maar stoppen met politiek voeren? Natuurlijk niet! Als politici zijn we mede verantwoordelijk, naast zoveel andere maatschappelijke actoren. Het was Bilal Benyaich die tijdens die dagen in de studio van de VRT een sterke analyse maakte die verder ging dan het klassieke spelletje van wie wel of niet gefaald heeft. Uiteraard keek hij in de richting van de politieke verantwoordelijken. Maar in één adem wees hij er ook op dat het onderwijs, het welzijnswerk, het arbeidsmarktbeleid, de werkgevers- en werknemersorganisaties, justitie, politie, ouders, imams, jeugdhuizen enzovoort, we allemaal op één of andere manier gefaald hebben.

Dus wat moet ik nu schrijven in antwoord op die mail van Lieselotte? Ik weet het nog altijd niet! De pretentie om het allemaal te weten is ongepast.

Vooral de Molenbeekse vrouwen kregen het in die periode zwaar te verduren. De confronterende kille blikken van voorbijgangers en de wijzende vingers van de rest van de wereld kwamen bij hen extra hard toe. Zij werden beschouwd als dé verantwoordelijken. Het ging immers om “hun” zonen die de aanslag pleegden.

Wat ik wel met zekerheid kan zeggen, is dat de aanslagen mijn gemeente Molenbeek sterk hebben getekend. De gemeente zit, 2 jaar later, nog steeds midden in een proces van traumaverwerking. Vooral de Molenbeekse vrouwen kregen het in die periode zwaar te verduren. De confronterende kille blikken van voorbijgangers en de wijzende vingers van de rest van de wereld kwamen bij hen extra hard toe. Zij werden beschouwd als dé verantwoordelijken. Het ging immers om “hun” zonen die de aanslag pleegden.

Het was ook tegen de achtergrond van deze, emotionele zware, periode dat vooral Molenbeekse vrouwen het heft in eigen handen namen een het tij keerden. Ik moet dan ook spontaan denken aan twee sterke Molenbeekse dames, Malika en Aziza, die in de toen heersende sfeer van wantrouwen het idee hadden om de Wijkacademie op te richten. Met hun vereniging wilden zij een positieve dynamiek teweeg brengen door Molenbeekse vrouwen actief te betrekken in de heropleving van de gemeente. Vrouwen over wie trouwens zoveel geschreven werd, maar aan wie zelden het woord wordt verleend.

En in datzelfde elan richtte Malika Saissi samen met de vrouwenwerking van het Gemeenschapscentrum De Vaartkapoen, het ‘Forumtheater Radicalisering’, op. Via eigenzinnige toneelstukken wilden zij hun verhaal naar de buitenwereld uitbrengen. Hoe zij de aanslagen hebben ervaren en wat dat men hen als mens en vrouw heeft gedaan.

Daarom wil ik dit stuk aan hen opdragen, aan de krachtige vrouwen uit Molenbeek die resoluut hun eigen leven in handen willen nemen en hun gemeente nieuw leven willen inblazen.